U bent hier
Werken loont met aangepaste vrijstelling voor leefloners
Mensen met een leefloon moeten beloond worden wanneer ze werken. Nu riskeren leefloners met een inkomen uit deeltijds werk minder over te houden dan mensen die afhankelijk zijn van OCMW-steun. Kamerlid Valerie Van Peel wil werken financieel aantrekkelijker maken door leefloners die meer werken meer te laten overhouden. “Werken is de kortste weg uit de armoede”, klinkt Van Peel strijdvaardig.
Meer werken + minder overhouden = werkloosheidsval
Leefloners kunnen tot 244 euro per maand verdienen met opleidingen of deeltijds werk zonder dat hun uitkering naar beneden gaat. Verdienen ze meer, dan daalt de uitkering. Die vrijstelling van 244 euro is forfaitair. Hoe hoger het inkomen, hoe meer er van het leefloon afgaat. Daardoor loopt een leefloner die meer werkt het risico minder over te houden. Een contraproductieve werkloosheidsval, oordeelt Kamerlid Van Peel.
Van aangepaste vrijstelling naar overbodige uitkering
Valerie Van Peel wil leefloners stimuleren om meer te werken door de vrijstelling geleidelijk mee te laten evolueren met hun loon. Een volledige vrijstelling bij een netto maandinkomen tot 244 euro, 30 procent voor een loon tussen 244 en 800 euro, 15 procent tussen 800 en 1.200 euro en geen vrijstelling voor wie netto meer dan 1.200 euro verdient. “Op die manier moedigen we mensen met een leefloon aan om stelselmatig meer aan de slag te gaan tot een uitkering in het beste geval overbodig wordt”, besluit Van Peel.