U bent hier
Waarom we de anonimiteit van zaaddonoren moeten opheffen
Het is een debat dat de gemoederen beroert, het al dan niet afschaffen van de anonimiteit van sperma- en eiceldonoren. De vraag of elk kind, elke persoon, het recht moet hebben om op zoek te gaan naar zijn of haar roots. Om je identiteit te vervolledigen, om te achterhalen waar je genetische aandoening vandaan komt. Of omdat je, zoals gisteren in deze krant werd aangehaald, zeker wil zijn dat je nieuwe partner niet toevallig verwekt is met hetzelfde genetisch materiaal. Wie zijn wij als beleidsmakers om hen dat recht voor de rest van hun leven te ontzeggen?
Tegenstanders, veelal uit de fertiliteitssector, spelen ongegeneerd in op de angst van wensouders en houden hen voor dat voor hen een kind na een wetswijziging een eeuwige droom zal blijven. Professor Herman Tournay verkondigde het gisteren zonder verpinken in deze krant: het aantal donoren zal dalen, de zwarte markt floreren. Nochtans bewijzen de cijfers uit de vele landen die ons reeds voorgingen in het afschaffen van de anonimiteit - zoals Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland - zwart op wit het tegendeel. Het aantal donoren is er na de wetswijziging hoger dan voordien. In het Verenigd Koninkrijk waren er in 2004 bijvoorbeeld 239 nieuwe donoren. Zeven jaar na de afschaffing van de anonimiteit, in 2012, waren dit er maar liefst 631.
Maar eigenlijk is dit niet eens de essentie van de zaak. Een kinderwens is prachtig, iets enorm sterk ook. Fantastisch dat er vandaag voor steeds meer koppels met fertiliteitsproblemen toch een oplossing kan gevonden worden. Maar moet dat ons ervan weerhouden ook even stil te staan bij de rechten van de persoon die hieruit geboren wordt? Vinden we als maatschappij dat het recht van een kind op het kennen van zijn of haar afkomst voor één enkele groep wettelijk onmogelijk mag blijven? Vandaag is dat de realiteit voor de ongeveer 60.000 donorkinderen in ons land.
Toen de eerste discussies over een wetgeving voor medisch begeleide voortplanting werden gevoerd, dacht men begrijpelijkerwijs vooral aan de rechten van de wensouders en donoren. En stond men nog helemaal niet stil bij het ongeboren leven. Vandaag, nu deze kinderen volwassen zijn geworden, zelf een stem hebben, en het Kinderrechtenverdrag haar vijfentwintigste verjaardag heeft gevierd, kunnen we diezelfde onwetendheid niet langer inroepen.
Vandaag weten we dat voor sommige van deze kinderen de drang naar dat ontbrekende puzzelstukje, dat wettelijk achter slot en grendel zit, bepalend groot kan zijn. Dat er voor hen alleen muren zijn, wat de zoektocht een leven lang kan doen duren. Moeten we dat beantwoorden met een gevoelloze 'pech gehad'? Een maatschappij die zo goed begrijpt dat mensen er veel voor over hebben om een eigen kind te krijgen, waarin ze het genetisch materiaal van zichzelf of tenminste van hun partner kunnen herkennen, moet ook begrijpen dat een kind eenzelfde drang naar zijn of haar genetische kaart kan ontwikkelen in omgekeerde richting.
Gerichte rekrutering
Dat neemt niet weg dat we een nieuwe wetgeving moeten omkaderen. Net als in de landen die ons voorgingen, moeten we inzetten op een gerichte rekrutering. Niet-anonieme donoren hebben over het algemeen een bewuster profiel. Waar vroeger veelal studenten, militairen en assistent-artsen zich geroepen voelden om te doneren, bieden zich in landen zonder anonimiteit vooral jonge vaders aan die door de eigen ervaringen veel opener staan voor de verzuchtingen van het kind dat uit deze altruïstische daad kan groeien. Verder zie je in deze landen meer openheid tussen wensouders en kinderen over hun verwekking. Een taboe dat verdwijnt omdat het er nooit één had moeten zijn.
Laat me in één klap ook een ander misverstand uit de wereld helpen. Een donor is en wordt geen ouder. Ook niet met de afschaffing van de anonimiteit. Je ouders zijn de mensen die je opvoeden en je hele leven omringen met liefde. De donor is een puzzelstukje van je identiteit. Een puzzelstukje dat niet voor iedereen, maar wel voor sommigen nodig is om jezelf te kunnen vinden.
Het opheffen van de anonimiteit verplicht niemand tot niets. Iemand die anoniem wil blijven, hoeft niet te doneren. Een kind hoeft later niet op zoek te gaan. Maar het mag. En als dat gebeurt, is er een onafhankelijke instantie die als tussenpersoon de nodige psychosociale begeleiding zal geven aan alle betrokkenen en ervoor zal zorgen dat gegevens niet zomaar op straat terechtkomen. Een begeleiding die er moet zijn voor alle betrokkenen in het verhaal, vanaf de wens tot de conceptie en ook daarna. Ook dat is een verbetering tegenover vandaag.
Er zijn zo van die momenten dat de politiek moet durven om knopen door te hakken. Dit is er zo één. Het recht op een kind eindigt waar het recht van het kind wordt geschaad. Het is aan ons, beleidsmakers, om met respect voor alle betrokkenen, die grens te bewaken. Want zeg nu zelf, wil niet elke ouder dat zijn of haar kind met zoveel mogelijk rechten in het leven komt?